Translate

zondag 30 december 2012

Vol

Zaterdagochtend 29 december, ik zit op de stoep van het Waterpoppentheater en zie de stad om me heen voorbij leven. Alle kaartjes zijn uitverkocht. Niet zo erg, we hebben de voorstelling in 2008 al gezien.

Mijn hoofd is vol, ik kan alleen nog maar wat om me heen kijken. Door de straten lopend, is het alsof ik steeds weer op een andere plek ben en toch weer niet. De verschillen tussen de winkeltjes zijn minimaal en toch heel groot. Het verkeer blijft hetzelfde, het raast en toetert om me heen, brommertjes, taxi's, busjes. Tussendoor cyclo-rijders, bellend, mij verlokkend om in te stappen. Dat kan ik niet vanwege mijn plaatsvervangende schaamte, ik wil geen koelie. 

Dus loop ik nog wat rond. Temidden van al die anderen. De spijkerbroekendragers zijn de toeristen, westerse en Aziatische, maar ze lijken de Vietnamezen niet te beïnvloeden. Die zijn sierlijker, eleganter gekleed. Wat trouwens ook wat makkelijker gaat, vanwege hun mooie figuur.

Af en toe denk ik: 'Dat is een mooi beeld voor een foto.' Maar even zo vaak laat ik mijn toestel in de tas. De indrukken zitten in mijn hoofd. De albums van 2008 zijn een zekerheid als mijn geheugen me in de steek gaat laten.

Het is veel van hetzelfde, het is exotisch, het is commercie, het is een manier van leven en in leven blijven. Het is genoeg. Ik trek mij terug.

In weer een ander café drinken we nog wat, pastry erbij; twee nieuwe ervaringen.

P.S. Zondag 30 december gaan Eddie en ik op de valreep nog naar het Vietnamese Museum for Ethnology. Een schot in de roos. Wie zien nog weer een heel ander deel van Hanoi en ... In de tuin is een voorstelling van een Waterpoppentheater!

zaterdag 29 december 2012

Grote gebouwen


Overheidsgebouwen, kantoren, scholen, zijn makkelijk te herkennen: ze hebben de voor ons van Rumperyd bekende kleuren: geel, hier en daar wat wit, en een rood dak. Er zijn er veel van, ze zijn kolossaal, hebben vaak een grote muur eromheen en lijken neergezet door een en dezelfde architect. Ze geven je het gevoel dat ze er altijd zijn geweest. Er hangen meestal grote rode banieren en vlaggen omheen met teksten die we niet begrijpen. Zo hier dan daar worden die nu vervangen door lichtreclames.

Op diverse plaatsen vind je grote markthallen, heel oude, donker en vies. We waren er de enige toeristen. Maar ook nieuwere, versierd met immense monumenten voor de arbeiders. Nu zie je ook echte shopping malls. In nieuwe wijken alleen voor de heel rijken, elders één helemaal af, maar volkomen leeg. Ook in zo'n nieuwe, Hang Da Galleria, zijn we nieuwsgierig een kijkje gaan nemen. Nieuw was dat er een grote parkeergarage onder was gebouwd, dus niets geen brommertjes meer op de stoep, en grote uitnodigende reclameborden op de gevel. Oud was de indeling: we dachten in een soort Bijenkorf te komen, bleek het een zelfde markthal te zijn als de oude, alleen de gangetjes waren wat breder en ze waren wat frisser. Veel rolluiken dicht: geen huurders te vinden.

Er wordt ongelooflijk veel nieuw gebouwd rond Hanoi. De stad annexeert daarom steeds meer kleine gemeentes. Niet alleen die gemeentes verdwijnen daardoor, maar vooral ook de rijstvelden en groenteakkers van de inwoners. 

Ho Chi Minh zorgde goed voor de bevolking. Anders dan in andere communistische landen kregen de mensen eigen bezit: een stuk grond waardoor zij in hun eigen levensonderhoud konden voorzien. Dat bepaalde de indeling van het land (lintdorpen als in de veenkoloniën) en de handel: dagelijks trokken boeren van heinde en verre met de opbrengst van hun landje naar de markten.

Nu verrijzen overal grote industrieën, worden snelwegen aangelegd en wooncomplexen gebouwd. Een deel van die grote flatgebouwen is bestemd voor ex-pats en rijke Vietnamezen. Ze wonen er in een soort resorts. Het gros van de Bijlmermeren die we hier zien groeien is echter bedoeld voor de mensen die hun land moeten afstaan. Ze krijgen een huis ervoor terug, in een woonkazerne, zo groot als zij en wij ons niet konden voorstellen. Misschien ook nog een brommertje bij de onteigening. Maar hun inkomsten zijn verdwenen, op een balkon verbouw je geen groenten voor de markt.

Leven is werken - werken is leven

Hoe zal ik mijn gedachten vormgeven? Waar zal ik beginnen? Het is moeilijk om buiten mijn eigen kaders te treden. Ik kan kijken en proberen te doorgronden, maar ik zal dat altijd doen vanuit mijn eigen culturele vorming, achtergrond en de historie voorzover mij bekend. Ik wil niet oordelen, ik wil kijken, constateren en vergelijken. 

Geregeld al heb ik hier verzucht dat 'het bij ons honderd jaar geleden niet anders was'. En 'honderd' is dan maar een getal. De opmerking zegt niets over of wij verder zijn of dat het nu bij ons beter zou zijn. Nee, ik bedoel het als een vergelijking om de situatie beter te begrijpen en om aan te geven dat er niets nieuws onder de zon is. 

Het Morning Star Hotel is eigendom van een man van begin zestig en een dertig jaar jongere vrouw. Hij ligt geregeld beneden is de lounge onder zijn jackie wat op de bank te liggen en tv te kijken. Mevrouw is deftig uitgedost, komt tussen het shoppen in dure winkels door af en toe kijken en wat regelen. Zij lijkt 'the boss', maar spreekt nauwelijks Engels. Vraagt hoe het kan dat Kim er nog zo jong uitziet. Ik antwoord: "Zij heeft niets aan haar gezicht laten verbouwen." Het dochtertje speelt in de lounge en computert met de jongens van de balie. Ze slaapt op de zesde etage, bovenaan de trap op een matje en wordt naar school geholpen door Ching, die ons ontbijt maakt. 

Dit kun je je allemaal nog wel voorstellen in onze tijd. Maar nu die verzuchting. Beneden aan de balie wisselen drie jonge mannen elkaar af: ochtend-, middag- en avonddienst. Manh, Duan en een wat oudere die we weinig treffen en die 's ochtends op z'n brommertje verdwijnt. Manh was zondagochtend moe. Hij vertelde dat hij één keer in de week, op zaterdag na zijn dienst, naar huis ging, zo'n dertig kilometer buiten het centrum van Hanoi. 30 december mag hij twee nachten wegblijven. Deed mij denken aan Roland in Utvandrarna, het boek van Vilhelm Mobe

rg. En dat geldt ook voor hun manier van leven: Manh en Duan wonen ergens in het hotel en lijken bij de familie te horen. Ook de vrouw die geacht wordt de kamers schoon te maken, hoort bij de inventaris. Net als Lina en de anderen in het gezin van Emils ouders in Lönneberga. Dat is niet alleen hier in het hotel zo: overal waar personeel is, woont dat bij de familie in hetzelfde huis. Vaak wel met eigen ruimte. Net als in de verhalen van Astrid Lindgren en van Vilhelm Moberg lijken zij gelukkig te zijn met deze constructie. Ze verdienen immers geld voor hun gezin of voor hun toekomst.

Op straat, in de handel, maar ook op de velden en als straatvegers, zien we bijna alleen vrouwen bezig. Toen 'Top Ten' een goede gids, aankondigde dat de vrouwen van Tam Coc ons zouden roeien, vroeg ik hem in het kader van de emancipatie, waar de mannen dan toch wel zijn. Van emancipatie had hij echt nog niet gehoord, begreep werkelijk niet wat ik bedoelde. De mannen, zei hij, werken 'in construction'. En ja, behalve in de taxi's zie je in de huizen- en wegenbouw massa's mannen aan de slag. Er wordt veel gebouwd, heel veel, onder beroerde omstandigheden. Van de Arbowet hebben ze niet gehoord. Bij een shovel aan de weg zien we mannen met manden vol grind op hun hoofd lopen. In de bouw werken ze vrijwel in het donker, ik zie kleine handbediende takeltjes. Op de brommer moet je wel een helm op, waarvan meer dan 80% dan weer niet aan de eisen voldoet.

De inkomens zijn laag vergeleken bij de onze, maar de kosten zijn ook niet hoog, zeker ook niet van de eerste levensbehoeften. Een van onze gidsen vertelde dat hij VND 4.000.000 per maand verdient, ongeveer € 150,00. Bij het geven van de gebruikelijke fooi houden we dan ook rekening met deze bedragen. Mensen op het platteland hebben veel minder inkomen. Zij hoeven echter geen huur of hypotheek te betalen, verbouwen hun eigen groente en fruit, houden kippen, varkens en koeien voor de dierlijke producten. Wat ze over hebben, verkopen ze op de markt. Van het geld kopen ze wat ze niet zelf kunnen maken of laten ze hun kinderen studeren.

Ik kijk hoe de mensen werken en zie dat velen zitten en wachten, op klanten, dat ze veel dingen samen doen, op de akkers of bij de bouw van een nieuwe muur om een begraafplaats. In de rijstvelden zwoegen mensen in de modder met beperkte middelen, vaak in hun eentje . Ik zie ook veel mensen met elkaar praten, samen eten op straat. Ik begrijp nu dat werken tot je genoeg hebt of iets meer, veel meer rust geeft. Ze stralen dat uit. Ik begrijp niet hoe het in het westen zover is gekomen dat we maar dóórdraven, steeds harder werken, dat dat zelfs de norm is. Dat je je schuldig voelt als je uit het raam zit te staren. Als je morgen niet meer presteert dan gisteren en dan je collega.

We noemen gemeenschappen als die we hier op veel plaatsen in Vietnam zien, primitief; het westen 'complex'. Dat laatste wordt over het algemeen hoger gekwalificeerd, als verder ontwikkeld. 'Onderontwikkelde gebieden' heetten ze in onze jeugd, nu verzachtend bedoeld 'ontwikkelingslanden'.

Ik heb geen oordeel, maar wil in mijn volgende leven het liefst deel uitmaken van een primitieve maatschappij. Om mij te verduidelijken hoe het werkt vergelijkt Kim het leven van een westerse gepensioneerde-met-geld met dat van een eenvoudige boer in Vietnam. Ik hoef dus niet te wachten tot mijn volgende leven en ga mijn eigen groenten verbouwen.





maandag 24 december 2012

Staat


Toen wij klein waren was de wereld overzichtelijk: in het westen de kapitalisten, in het oosten de communisten en de rest, de derde wereld. Inmiddels zegt men dat het communisme gevallen is en dat het neo-liberalisme van het rijke westen op instorten staat. Grote delen van de derde wereld zijn ongewijzigd of rukken juist op en worden belangrijke economieën. De wereldorde verandert.

Het is moeilijk, zo niet ondoenlijk, om in een van de laatste communistische staten op te schrijven hoe het systeem werkt. Ik kijk om me heen en zie als duidelijkste teken de vele vlaggen en banieren met spreuken over het eren van Ho Chi Minh en het herdenken van de B-52 die veertig jaar geleden boven Hanoi werd neergeschoten. Overdag zijn de straten overbevolkt; 's nachts is het doodstil. Ik zie mensen die hun dagelijkse leven leiden door hard te werken. Veel kleine handelaars in van alles en nog wat, straatvegers, koks in de stoepkeukens, boeren, personeel in restaurants, ambachtslieden. Ze leven hun leven en maken niet de indruk onderdrukt te worden of ongelukkig te zijn. De honderdduizenden jongeren die op kerstavond de straten van Hanoi verstopten hadden ontzettend veel plezier. Alles verliep ordelijk, waarschijnlijk ook doordat er veel uniformen in de menigte liepen. 

We zien de grote monumenten voor de arbeiders en soldaten in Russisch-realistische stijl. Het enorme mausoleum voor Ho Chi Minh die waarschijnlijk toch een andere maatschappij voor ogen had. We horen de Mededelingen en de muziek door de luidsprekers, soms twee keer per dag. Maar we zien ook dat de uithangborden, billboards en lichtreclames voor allerhande artikelen en merken ook veel groter zijn dan vier jaar geleden. Er zijn aanzienlijk meer geldautomaten en dure winkels.

We spreken een Amerikaans-Vietnamese non met haar familie, die zegt ruim twintig jaar geleden gevlucht te zijn vanwege de onderdrukking van het rooms-katholicisme; anderen zeggen dat dat een sprookje is, omdat er juist wel degelijk vrijheid van godsdienst is.

Het is onmogelijk om deze maatschappij te doorgronden, wat ik wel zou willen. Ik heb zo mijn ideeën, hoor zo om me heen verhalen of juist niet. Maar opschrijven is niet verstandig, niet alleen omdat het beeld niet compleet is. In elk geval begrijp ik wel steeds beter dat in elke samenleving veel waarden met de mond beleden worden.

Vogels

Twee dikke vogelboeken over de avifauna van South-east Asia heeft Eddie meegesleept. Deze keer gaan we meer dan in 2008 naar natuurgebieden en bovendien, in het park van Ho Chi Minh willen we ook wat langer rondkijken. Toen wemelde het daar van de vogels.
Het is winter, ook hier, hoewel het meer een Nederlandse zomer lijkt. Misschien zien we daardoor toch niet zoveel vogels als verwacht en gehoopt. Daarbij komt dat er heel veel omgevingslawaai is in de stad en de kleine vogeltjes zich schuilhouden tussen de bladeren. Want die zitten hier, ondanks de winter, wel nog aan de bomen.

In Cuc Phong hoorden we wel veel vogels, maar zij kenden beter de weg in het oerwoud dan wij, dus we zagen er niet een. Ja, misschien, als we heel lang op een plek waren blijven zitten wachten, maar ja, dat lukt net tijdens een geplande excursie. Gewoonlijk determineert Eddie de vogels op hun geluiden, maar hier spreken ze een andere taal, dus herkennen aan de hand van geluiden was er niet bij.

Ho Chi Minh bood meer: veel huismussen. Waar zitten die beesten niet? Verder de Japanese White-eye, Red-whiskered bulbul, een Fantail, nog niet nader gespecificeerd.En dan nog een of andere Tailorbird, een soort winterkoninkje, die ook een Chestnut Warbler kan zijn geweest.
Op en rond Westlake, dus hier in de stad, maar ook op het platteland bij de rijstvelden, zien we geregeld Grote en Kleine Zilverreigers en bovendien Chinese Pond Herons bij rivieren. Tijdens onze boottocht naar de Perfume Pagode zagen we vooral kippen en pieleenden. Heel af en toe ook een Vietnamese Pheasant. 

Fotograferen tijdens excursies naar de natuur, tussen haakjes, is vrijwel onmogelijk. Ook hier weer zijn we aangewezen op de groep. Veel anders zit er trouwens niet op, want we hebben al vaak verzucht dat bepaalde plaatsen zonder gids absoluut niet te vinden zouden zijn. En als je er dan komt, weet je niet hoe je je verstaanbaar kunt maken om aan veilig eten en drinken en een slaapplaats te komen.

Op onze boottocht in Tam Coc werden we geroeid door een echtpaar dat al gauw in de gaten had dat we meer geïnteresseerd waren in 'oiseaux' dan in de tafelkleedjes die ze ons probeerden aan te smeren. En ondanks dat ze zeiden dat er meer te zien waren als de zon scheen, ontdekten we toch minstens twee soorten ijsvogeltjes, ook hier fascinerende vogels. Ze lieten zich steeds vrij goed bekijken en zelfs aardig fotograferen. De een was vermoedelijk de Blyth's Kingfisher en de andere soort de White-throated Kingfisher.

Watervogels waren er nauwelijks: zegge en schrijve één Zomertaling en wat Grote Zilverrreigers. Aangezien het vrij donker weer was en we tussen bergen voeren zonder de mogelijkheid om te stoppen als we dat wilden, hebben we niet zoveel gezien als we wel wilden, maar de belevenis was er niet minder om. Die pieleenden die we w'el zien, hebben overigens een belangrijke functie. Eerst zet men  ze in als arenlezers achter de rijstmaaiers. Als ze volgevreten zijn, ruilt men ze tegen een varken. Dat wordt vetgemest en uiteindelijk vervangen (na een ritje in de fietstas van de brommer) door een waterbuffel. Deze laatste dient dan tenslotte als ruilmiddel om een vrouw binnen te lokken. Hoe belangrijk is de functie van vogels!?

Desalniettemin worden we iedere morgen gewekt door het gekwinkeleer van de Japanese White-eye, de Oriental Magpie Robin en de Red-whiskered Bulbul in de kooitjes hier onder het raam, aan de overkant van de straat.

P.S. Foto's volgen. Ben al blij dat ik dit in het blog krijg.

Hay day


Het lijkt wel Vietnamees, maar je spreekt het uit op z'n Engels: Heej deej. En het betekent dat ik een boerderij heb op internet, net als vele anderen over de hele wereld en heel dichtbij. Wij verzorgen daar onze dieren, verbouwen graan, indigo en nog veel meer. En we handelen in de goederen die we produceren. Als het niet zo verslavend was, zou het een prachtig spel zijn om jongeren te leren plannen en economisch handelen.

Hier in Vietnam spelen ze Hay day in het echt. Overal herken ik mijn eigen boerderij. Zo verbouwen de boeren hier op hun net zo smalle akkertjes als die van mij, ook maïs, sojabonen, wortelen, suikerriet, aardbeien en pompoenen. Ze hebben vaak zeker niet meer dan twaalf kippen, een of twee varkens, geiten en een paar waterbuffels. Paarden lopen ook hier op het land los rond, net als trouwens de honden en katten.

Tot mijn verbazing zag ik een paar keer een echte suikerrietmachine, die ik herkende van mijn eigen bedrijf. En vanochtend kreeg Eddie vloeibare suiker bij de koffie; produceer ik ook! De mensen hebben hier ook allerlei kleine ovens en je ziet geregeld vrouwen lopen met grote zakken popcorn. Dan heb ik het nog niet over de talloze kleine handelaren die het geld laten rollen en zoveel mogelijk proberen te verkopen. Hun drijfveer is een andere, maar de overeenkomsten zijn groot.

Weer thuis zal ik me dus nog lang in Vietnam voelen, zoals ik me hier thuis voel.

zaterdag 22 december 2012

Nep.......

Ineens kan ik een heel klein beetje begrijpen waarom Nederlanders in een gastenboek van een hotel in Sapa hadden geschreven 'dat het allemaal nep was'. Ik vond dat toen en daar een belediging. Weliswaar werd je belaagd door vrouwtjes die van alles wilden verkopen, maar we zagen ook hoe de mensen woonden en achter hun schamele hutjes stonden echt geen prachtige paleizen en ze hadden geen iPhones.

We hebben deze keer verschillende excursies geboekt via het hotel. Dat wil zeggen dat we er niet met een privé-chauffeur/gids op uitgaan, want dat is intussen heel veel duurder geworden. Nu we twee keer op pad zijn geweest naar het zuiden, weten we dat we over een paar dagen, op weg naar Hoa Lu, weer zullen stoppen bij een wegrestaurant annex souvenierwinkel annex sociale werkplaats. We hebben de truc door (en die verschilt waarschijnlijk niet van de tochtjes naar Volendam) en wachten dus alleen maar tot het de chauffeur behaagt weer verder te rijden, soms in tegengestelde richting. Bovendien, rondkijken naar de vergroeide mensen die er zitten te borduren, geeft me een gevoel van plaatsvervangende schaamte, ook al leveren ze mooie schilderijen. Loon naar werken? Ik vraag het me af.
We zien hier trouwens ook waarom de chauffeur, ondanks dat het niet regende en er weinig verkeer was, met een slakkengangetje reed, ook waar hij zich niet aan de maximum 40 kilometer op de snelweg hoefde te  houden. Ze treffen hier hun collega's en hebben het heel gezellig met elkaar. En wij ons maar ergeren, dan het van onze tijd bij de Perfume Pagoda, ons doel vandaag, afgaat.... Ons probleem!?

Eenmaal van de snelweg af rijden we van lintdorp tot lintdorp over dijkjes door rijstvelden en andere akkertjes, waar mensen aan het werk zijn, soms tot hun middel in het water, altijd gebukt. In het ene dorp zijn alleen maar leer- en schoenenwinkels, in het andere hangen aan rekken pal langs de weg de slierten rijstnoedels te drogen. En dan was er nog een met langs de hele weg grote bulten zand, grind en bakstenen. Overal zitten vrouwen op de grond om hun groentes te verkopen. Er fietsen veel kinderen in dezelfde wit-blauwe jacks naar en van school. Ze doen niet veel uit op het getoeter van de taxi's en busjes. Andere auto's zien we hier trouwens niet op het platteland.
We naderen de bergen, die je kunt vergelijken met Halong Bay op het land en ook wel een beetje met de Lofoten, maar dan begroeid met (sub-)tropische bomen en planten. In het dorp waar we nu door rijden, liggen overal lange stalen roeiboten, langs de weg en op het water. In elke toeristenboot zijn zes plastic stoeltjes gemonteerd, op de achterplecht zit de roeister. En dan begint een prachtige tocht over een brede rivier tussen hoge bergen.

Langszij roeit een vrouw een drijvende kebabtent voort, althans dat staat op de parasol. Zij roept alleen maar: "Buy from me. Remember me. Buy later." Het neemt hinderlijke vormen aan. Na een tijdje geeft ze het op en vaart voor ons uit. Wij zien onderweg in de grienden en de bossen hier en kleine hutjes met plastic op het dak, veelal kippenboerderijtjes.

Het is steeds weer een verrassing waar je komt, want de plaatjes die we vooraf bekijken vertellen maar een heel klein stukje van het verhaal. En voorstellingen kun je je er niet van maken. Dat blijkt steeds maar weer. We leggen aan bij een simpel steigertje met daaraan vast een paar kraampjes. Ik koop wat wierook en beloof de mevrouw op de terugweg nog wat snoep af te nemen.

En dan begint het: vele hoge trappen met hier en daar een tempel, maar vooral overal kraampjes met souvenirs en spullen die je kunt offeren. Alleen: de meeste kraampjes zijn afgesloten met presennings, vieze doeken losjes vastgebonden. Niet één, wel honderden. Kim vertelt dat ze drie maanden per jaar open zijn, omdat er dan duizenden pelgrims en toeristen komen tijdens de festivals na Tet, Nieuwjaar.
Mijn reisgenoten, die alle trappen lopen, 240 meter omhoog door de bergen, vertellen dat de hele weg er zo uitziet. Zelf zie ik vanuit de kabelbaan het lint van vaal blauw- of rood-wit gestreepte zeilen, aan beide kanten van het pad. Achter de kraampjes ontwaar ik af en toe een 'open keuken' en zelfs een utedass.

Boven is het hetzelfde, alleen zijn hier wat meer kraampjes open. Steeds worden ons waren opgedrongen. En dan krijg ik zelf ook ineens dat gevoel van 'nep'. Van niet echt, hoe werkelijk het ook is. De mensen zijn ongetwijfeld arm, verdienen op deze manier een paar cent bij. Maar ze vragen voor twee dozen snoep aan mij 100.000 dong en aan Kim 35.000. Toch is het niet alleen dat. Het heeft ook te maken met mijn kijk op de monniken die er rondlopen. En vast ook heel erg met het verschil van opvatting over werken dat in mij zit ingebakken en dat ik hier, bij de toeristische trekpleisters, om me heen zie.

De Perfume Pagoda was een openbaring.